Enkele soortbeschrijvingen
Zwaarscheden en mesheften
De determinatie van de verschillende soorten zwaardscheden (Pharidae) en mesheften (Solenidae) die in West-Europa voorkomen is niet eenvoudig. Dit is vooral het geval voor de niet minder dan vijf verschillende soorten van het geslacht Ensis. De West-Europese zwaardscheden en mesheften werden eerder al uitvoerig beschreven (van Urk, 1964a; Kerckhof 1988; von Cosel, 1993, 2009). Ook zijn er al verschillende tabellen en determineersleutels verschenen (van Urk, 1964b; Moerdijk, 2000). Recent werden de verschillende in West-Europa voorkomende soorten van het geslacht Ensis ook nog met elkaar vergeleken in een overzichtswerk rond de verspreiding van Ensis directus in Europa (Severijns, 2002). Als aanvulling op al deze werken werd een nieuwe determineersleutel uitgewerkt die gebaseerd is op een zo beperkt mogelijk aantal kenmerken die bovendien karakteristiek zijn voor de verschillende soorten, geïllustreerd met afbeeldingen van deze kenmerken en aangevuld met foto’s. Voor de afbeeldingen van de vorm van spierindruksels, mantellijn en mantelbocht worden foto’s van echte specimens gebruikt, waarop de betreffende kenmerken in het zwart zijn aangeduid.
De volledige determinatiesleutel - opgesteld door Nathal Severijns - vindt u hier.
Balanus amphitrite
Balanus amphitrite is een zuiderse zeepok die voor het eerst aan de Belgische kust werd waargenomen in februari 1995, zowel aangespoeld als in autochtone populaties.
Balanus amphitrite is gemakkelijk te herkennen aan de paarse strepen op de wandstukken.
Na de strenge winters van 1995-1996 en 1996-1997 werd er niet verwacht om nog levende exemplaren te vinden, maar deze soort heeft blijkbaar stabiele populaties gevestigd in de havens van Oostende (incl. Spuikom), Nieuwpoort en Duinkerke. De soort slaagde er ook in om zich in de zomers van 1996 en 1997 voort te planten; in 1997 waren er zelfs twee zaadvallen.
In Oostende is de soort te vinden in alle dokken en dit op constructies en als fouling op jachten. In Nieuwpoort werd de soort enkel als fouling op jachten gevonden. In de haven van Zeebrugge en Blankenberge is de soort nog niet aangetroffen.
Alle waarnemingen zijn welkom zoals gewoonlijk. Wat is de situatie van deze zeepok in onze buurlanden ?
Laatste aanpassing op 2002-01-01 door Francis Kerckhof.
De Columbuskrab is algemeen in de drijvende Sargassum-wiergemeenschap die voorkomt in het centrale en westelijke deel van de Noord-Atlantische Oceaan (de Sargasso-Zee). Vooral oudere exemplaren komen voor op drijfhout, tussen eendemosselen, tussen de huidplooien onder de staart en bij de achterpoten van grote zeeschildpadden en tussen de begroeiing van scheepshuiden. Waarnemingen uit de Noordzee zijn zeldzaam :
- 20/10/1958 : 1 vr, Scheveningen
- 29/12/1982 : 1 vr, 1 man op een scheepstros met eendemosselen, opgevist voor Oostende
Carapaxbreedtes van de vijf exemplaren van 15/09/01 :
- Mannetjes: 20 en 23 mm
- Vrouwtjes: 19, 21 en 24 mm
Amerikaanse zwaardschede (Ensis directus)
Ongeveer 22 jaar nadat Ensis directus ter hoogte van de Duitse Bocht in Europa werd ingevoerd heeft ze zich over een groot gebied langs de West-Europese kusten verspreid. In het noorden komt de soort voor tot Noorwegen, heeft zich rond Denemarken verspreid tot in het zuidwestelijk deel van de Oostzee en komt ook voor langs de ganse westkust van Zweden. In zuidelijke richting komt ze voor langs de ganse Nederlandse en Belgische kust, in het zuidoosten van Engeland (van het estuarium van de Humber zuidwaarts langs de oostkust tot Newhaven langs de Engelse kanaalkust) en langs de Noord-Franse kust tot aan de monding van de Orne bij Merville-Franceville, ten zuiden van Le Havre in Normandië. Waarschijnlijk heeft ze zich echter ook al verder in Normandië gevestigd en gaat haar opmars naar het zuiden nog steeds door. Ook in andere delen van het verspreidingsgebied is verdere uitbreiding niet uit te sluiten. Aan de Belgische kust zijn de twee inheemse soorten E. arcuatus en E. minor sinds een vijftal jaren verdwenen. E. arcuatus is ook sterk achteruit gegaan of zelfs verdwenen langs het grootste deel van de Noord-Franse kust tussen de Belgisch-Franse grens en de baai van de Somme. Er is echter geen duidelijke aanwijzing dat er een verband zou zij met de introductie van E. directus. Het voorkomen van Solen marginatus aan de Belgische kust blijkt immers niet beïnvloed te zijn door het voorkomen van E. directus daar, terwijl in Fort-Mahon en eveneens in het gebied ten zuiden van Le Havre E. arcuatus, E. ensis en Solen marginatus nog steeds samen met E. directus voorkomen
Bron : Severijns, N. "De verspreiding van Ensis directus (Conrad, 1843) in Europa, 23 jaar na de introductie: de opmerkelijke opmars van een immigrant". De Strandvlo 21(4): 123- 146.
Laatste aanpassing op 2001-11-14 door Nathal Severijns.
Undaria pinnatifida is een bruinwier afkomstig uit de Japanse Zee. In Japan is het gekend als wakame en wordt het gekweekt als voedsel.
Undaria wordt ook gekweekt in Bretagne. Op 30/03/1998 werd dit wier aangetroffen in de haven van Calais, waar het nog niet aanwezig was in juni 1997. Het is een wier dat zich sterk kan uitbreiden en het is moeilijk en kostelijk om het te bestrijden.
Een volgroeid exemplaar kan 1 tot 2 m lang worden en kan aangetroffen worden vanaf de laagwaterlijn tot op een diepte van 15 m. Aan de voet van een volwassen plant bevindt zich een kenmerkende sporenvormende structuur.
Dit bruinwier werd voor het eerst in België gevonden op 7 juli 1999 op een ponton in de jachthaven van Zeebrugge. Het betreft hier een kleine kolonie van een 30-tal thalli. De introductie van dit wier is waarschijnlijk gebeurd via pleziervaartuigen vanuit Bretagne, de Solent of Calais. Het wier is vermoedelijk onopzettelijk in Europa (Middellandse Zee : Baai van Lyon) terechtgekomen met broed van de Japanse oester Crassostrea gigas. De eerste waarneming is afkomstig uit de Étang de Thau en dateert van 1971. In 1983 werd het wier door IFREMER (Institut Français de Recherche pour l'Exploitation de la Mer) van daaruit naar Bretagne overgebracht om experimentele kweekculturen mee op te zetten. Undaria is uit deze culturen ontsnapt en heeft zich nu op verschillende plaatsen langs de Bretoense noord- en westkust in het wild gevestigd (secundaire introductie), onder andere op installaties van oesterkwekerijen, op vlottende steigers in haventjes, maar ook reeds op vast natuurlijk substraat in de getijdenzone en in het sublitoraal tot op een diepte van 15 m. Verder zijn nog al dan niet geïsoleerde populaties vastgesteld langs de zuidkust van Engeland (The Solent), op het eiland Jersey, langs de Noord- en West-Spaanse kust en in de lagune van Venetië. In 1998 is Undaria voor het eerst ook gevonden in Calais. Aangezien deze wieren slechts op 1 plek aangetroffen werden vermoeden we dat ze nog geen fertiel stadium in Zeebruggen hebben gekend : waarschijnlijk is de kolonisatie in Zeebrugge gebeurt eind 1998 en kenden deze wieren in de winterperiode (= groeiperiode) een snelle groei. Undaria zal zich vermoedelijk in Zeebrugge blijvend vestigen gezien fertiele planten nu wèl aanwezig zijn. Het feit ook dat Undaria een min of meer 'opportunistische' soort is vergroot de kans op een definitieve vestiging. Of de uitbreiding bij ons grootschalige gevolgen zal hebben valt af te wachten. Het feit dat Undaria vermoedelijk veel hinder ondervindt van overgroeiing, doordat het een geschikt substraat vormt voor andere fouling-organismen, kan eventueel een grote expansie verhinderen. De afgesleten staat van de laminae van de planten heeft hier niet te maken met de branding maar kan het gevolg zijn van het afsterven van de "primaire bedekking" uit de herfst-winterperiode (ciliaten, bacteriën, ...) nadat de "secundaire bedekking" (hier tunicaten, bryozoa en hydroieden) deze heeft overgroeid. Het is bijvoorbeeld bekend dat de gesterde geleikorst Botryllus schlosseri gemakkelijk andere organismen kan overwoekeren en verstikken.
Laatste aanpassing op 2001-01-27 door Johan Mares.
Roodsprietgarnaal (Palaemon adspersus)
De Roodsprietgarnaal (Palaemon adspersus, Rathke, 1837) werd voor het eerst waargenomen in België in 1996 in de Spuikom te Oostende waar het algemeen voorkomt. Ook tijdens de daaropvolgende jaren werd deze steurgarnaal gevonden in de Spuikom en in 1999 ook in het Verbindingsdok in de Achterhaven van Zeebrugge.
Aangezien de Spuikom vroeger meermalen werd onderzocht, kan men aannemen dat P. aspersus dit biotoop pas recent heeft gekoloniseerd.
Laatste aanpassing op 2000-01-27 door Francis Kerckhof.
Kleine heremietkreeft (Diogenes pugilator)
Iedereen kent wel de Heremietkreeft (Pagurus bernhardus) hetzij van een schoolreis, hetzij van een bezoek aan een aquarium of omdat er een exemplaar zat in een Wulk. Wel, Diogenes pugilator is het kleine broertje van de gewone heremietkreeft.
Diogenes pugilator is een zuiderse soort die zijn territorium aan het uitbreiden was in noordelijke richting. In de zomer van 1994 en 1995 kon je deze soort aantreffen in de branding op het strand waar ze weg en weer rolden met de golven. Na de strenge winters van 1995-1996 en 1996-1997 werden er resp. nog maar enkele en geen meer waargenomen op het strand. De warme zomer van 1997 en de zachte winter van 1997-1998 hadden tot gevolg dat Diogenes vanaf eind mei '98 terug op het strand te vinden was alsof er niets gebeurd was. Tijdens de zomermaanden van '98 was deze soort soms erg talrijk aanwezig in de branding bij eb.
Daarom deze vraag : Als u deze zomer op het strand wandelt met de voeten in het water, kijk dan ook eens naar beneden of u geen slakkehuisjes met witte pootjes weg en weer ziet rollen. Indien dit het geval is, tel ze dan eens of weet in elk geval te vermelden of ze zeldzaam, algemeen of talrijk voorkomen en laat me iets weten. In onderstaande tabel vindt u de verschillen tussen de gewone heremietkreeft (Pagurus bernhardus) en de kleine heremietkreeft (Diogenes pugilator).
Diogenes pugilator | Pagurus bernhardus |
leeft in de branding, ondiep | leeft dieper in zee |
linkerschaar iets groter dan rechterschaar | rechterschaar groter dan linkerschaar |
rugschild tot 11 mm | rugschild tot 4 cm, lengte tot 10 cm |
leeft in alikruik, fuikhoren en tepelhoren | leeft in wulk |
witte scharen | rood-bruine scharen |
Laatste aanpassing op 1999-01-07 door Johan Mares.
Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis)
De Chinese wolhandkrab is een immigrant uit Oost-Azië die in Europa voor het eerst waargenomen werd in 1912 ten noorden van Hannover (Duitsland). Eind de jaren dertig tot in de jaren vijftig vormde deze soort een echte plaag in België. Daarna verdween deze soort van het toneel, op een occasionele vangst door een visser na. Begin de jaren negentig begon de come-back en in 1996 en 1997 was deze soort zeer algemeen (tot massaal) aanwezig in bepaalde kreken en kanalen in Oostende en dit telkens in de periode april-oktober. Ook elders in Vlaanderen waren er waarnemingen en dit kwam een paar keer in de pers.
Volgens vissers zijn er dit jaar beduidend minder krabben in vergelijking met de twee voorgaande jaren en zijn de krabben kleiner. Hebt u zelf waarnemingen van deze krab, laat me dan iets weten; de bedoeling is om een overzicht te krijgen van de evolutie van deze soort.
De Chinese wolhandkrab heeft een vierkantig rugschild en is grijsgroen van kleur. De breedte van het rugschild kan tot 85 mm bedragen. De loopoten zijn afgeplat en hebben een gele kleur. Het voornaamste kenmerk is de wollige beharing op de scharen (vandaar de naam).
Laatste aanpassing op 1999-01-07 door Johan Mares.
Penseelkrab (Hemigrapsus penicillatus)
In maart 1994 werd een exemplaar van de Oost-Aziatische krab Hemigrapsus penicillatus te La Rochelle in de de Golf van Biscaje gevonden. In 1995 werden op dezelfde plaats verschillende exemplaren aangetroffen. In 1996 werd de soort al op diverse plaatsen langs ongeveer 700 km kust in de Golf van Biscaje vastgesteld; van het Franse Fromentine (nabij het eiland Noirmoutier) tot aan het Spaanse Laredo.
Het is moeilijk te voorspellen hoe snel Hemigrapsus penicillatus zich in de komende jaren zal verspreiden en wanneer ze de Noordzee zal binnendringen en de Belgische kust zal bereiken. Veel zal afhangen van de werking van het stromingspatroon en van het feit of de krab tijdens haar opmars al dan niet gunstige biotopen zal ontmoeten. Deze krab, die vaak zeer algemeen in havengebieden voorkomt, kan waarschijnlijk ook gemakkelijk op scheepsrompen of via ballast-water naar de verschillende Europese havens getransporteerd worden.
In België is deze krab (voorgestelde nederlandse naam : Borstelkrab) waarschijnlijk niet op het strand zelf te verwachten, maar wel in de Spuikom in Oostende, de achterhaven van Zeebrugge en de estuaria van de IJzer en de Westerschelde.
De krab is gemakkelijk te herkennen : het rugschild is vierkantig met aan weerszijden 3 tanden. De mannetjes hebben een fijne sponsachtige beharing op de schaarpoten. De looppoten zijn slank en op de zijkant bezet met stevige, korte haren. Aan de bovenzijde is de krab groen-, bruin- of grijsachtig gekleurd, sommige jonge exemplaren hebben er grote, witte, symmetrische vlekken. De onderzijde van het lichaam is wit. De maximale breedte van het rugschild bedraagt 28 mm.
Alle waarnemingen zijn welkom, ook van buiten België.
Laatste aanpassing op 1998-05-31 door Johan Mares.
Kalender
21 dec | Eindejaarexcursie De Panne |
15 feb | Jaarvergadering 2025 |
Forum
Heb je wat gevonden !?
Laat het ons weten op:
waarnemingen@strandwerkgroep.be